1489 – Halle belegerd van 20 tot 24 juni

Na een eerdere mislukte poging in 1488, lijkt in mei 1489 de tijd gunstig te zijn voor Van Kleef om de stad Halle definitief in te nemen en zo de poort naar Henegouwen te openen. Enkele Brusselse bannelingen die te Halle verbleven, informeerden hem over de toestand van de Halse verdediging. Verraad dus. Doch enkele Brusselaars stonden aan de zijde van de hertog van Saksen en brachten hem van die plannen op de hoogte. De hertog nam onmiddellijk voorzorgen en liet Halle versterken met een garnizoen van 200 man. Van Kleef wist daar niets van en stond op 9 mei, om 21u ‘s avonds voor de poorten van Halle om de stad aan te vallen. De verraders die hem van binnenuit zouden helpen de stad in te nemen, waren gevangengezet. Van Kleef viel de stad dan maar aan zonder te wachten op het teken van de verraders, dat er nooit zou komen. Ze vielen aan op het zwakste punt van de Halse vesting, namelijk bij het kasteel, aan de toren van de Sollenbeemd. De belagers konden probleemloos de Leide oversteken, en ook de tweede gracht geraakten ze zonder problemen over. Wanneer ze echter voor de vestingmuren stonden, brak de hel los. Tijdens hun beklimming van de negen meter hoge muur werden ze bekogeld met alles wat als wapen kon dienen: pijlen, strijdbijlen, gesmolten lood. De troepen van Van Kleef dropen noodgedwongen af. De verrassing in het kamp van de belagers moet groot geweest zijn want ze lieten een groot arsenaal wapens achter. De Hallenaren schreven wel naar Bergen om versterking te vragen.

De belegering door Filips van Kleef uitgebeeld links op de ets uit “Diva Virgo Hallensis” van Justus Lipsius.

Meer dan een maand later stond Filips opnieuw voor de muren van Halle. Ditmaal zou het niet bij één aanval blijven. Het werd een vierdaags beleg, van 20 tot 24 juni. Halle was op de hoogte van de plannen voor een nieuwe aanval en liet zijn vestingen versterken. ‘s Avonds laat viel Filips aan. Ditmaal bestookte hij de stad met artilleriegeschut. Binnen de stadsmuren gingen de Hallenaren eerst biechten en daarna verdeelden ze de taken. De vrouwen en de kinderen moesten helpen blussen, de meisjes kookten water, kalk en allerhande materialen die ze konden gebruiken om over de hoofden van de belagers te gieten.  Op deze wijze kon men de eerste aanval afslaan. De volgende morgen kwam er een tweede poging om de stad in te nemen. Filips gebruikte nu Grieks vuur om de stad zo tot overgave te dwingen. Hij slaagde erin een grote bres te slaan in de muren, maar de Hallenaren konden hen verjagen. De bres werd gedicht. De hulp uit Henegouwen van de prins van Chimay werd aangekondigd door klokgelui en getrommel. Filips trok zich terug bij het zien en ook dit keer had zijn aftocht meer weg van een vlucht. Ze lieten zelfs hun vaandels achter. Deze werden als trofeeën aan Onze-Lieve-Vrouw van Halle opgedragen als dank voor de bescherming.  De kanonballen uit de eerste belegering werden in een nis onder de toren opgeborgen, waar ze nu nog steeds te bekijken zijn.

Meer weten? Lees het boek “Moeder van Halle”. Je kan het hier bestellen.